google-site-verification=hB1_4FhGbh1OL2VluUHiRFl8B8SAoNM9shx099Yv0l0
EEG voorbereiding KNF afdeling kind ziekenhuis

Met het zweet op de rug werkten we zo snel als we konden. We wisselden kinderliedjes af met sussende woorden en praten over koetjes en kalfjes. Ondertussen zag ik de wanhopige blik van een moeder die ons niet wilde onderbreken, maar het nauwelijks kon aanzien hoe boos haar kind was.

In 2009 werkte ik als leerling laborant klinische neurofysiologie in een epilepsiekliniek. Mijn werk bestond grotendeels uit het voorbereiden en maken van EEG’s (hersenfilmpjes) en het uitlezen hiervan. Zowel bij kinderen als volwassenen met vaak moeilijk behandelbare epilepsie. Grote kinderen, kleine kinderen, angstige kinderen, slimme kinderen en kinderen met (soms meervoudige) beperkingen. Affiniteit met kinderen had ik wel, want ik had in de jaren ervoor op de kinderafdeling van dezelfde kliniek gewerkt. Ik hield van de eerlijkheid en spontaniteit van kinderen, maar soms was het een enorme uitdaging om een goed leesbaar EEG te krijgen.

Zo ook de ochtend dat de driejarige Kiki* met haar moeder in de kliniek kwam voor een EEG. Kiki was een meisje dat wist wat ze wilde en een EEG stond duidelijk niet op haar wensenlijstje. Aan mij en mijn collega de taak om zo precies mogelijk haar hoofd op te meten om de juiste posities van de elektroden te bepalen. Er moesten meer dan 20 elektroden op haar hoofdhuid geplakt worden. Omdat ze ook een nachtje zou blijven slapen kwam er een extra laag sterke lijm overheen. Het zal niemands hobby zijn om zo’n onderzoek te ondergaan en voor een driejarige die niet kan zien wat er op haar hoofd gebeurt al helemaal niet.

Kiki was er al snel klaar mee en wilde uit de stoel klimmen. Moeder hield haar zo goed mogelijk tegen, maar kon niet voorkomen dat Kiki voortdurend haar hoofd wegtrok en het op een oorverdovend krijsen zette. Even pauzeren, kinderliedjes zingen, verhaaltjes vertellen en alle andere afleidingsmanoeuvres hielpen niet om Kiki rustig te krijgen. Ze werd alleen maar bozer, wanneer we aan haar hoofd zaten. En ik snapte dat. De moeder van Kiki ook, maar ze wilde toch heel graag dat we doorgingen. Meerdere keren was het onderzoek in het ziekenhuis mislukt en het was heel belangrijk voor de behandeling van de epilepsie dat het onderzoek nu zou slagen. Haar aanvallen waren nog vreselijker dan dit onderzoek. En dus werkten we door, elektrode voor elektrode, zo snel we konden, terwijl Kiki steeds harder schreeuwde, wij steeds roder aanliepen en moeder steeds witter wegtrok.

 

het moment waarop ik zag dat het anders moest

Dat was het moment waarop ik bedacht dat het anders kon en moest. Dat er angsten weggenomen moesten worden bij kinderen zoals Kiki om ze beter te kunnen voorbereiden op een medisch onderzoek. En dat de tekeningen die ik normaal voor mijn lol maakte hier een belangrijke bijdrage in konden leveren. Ik maakte een poster waarop stap voor stap te zien was wat we gingen doen op het hoofd. Een poster op maat, precies volgens de werkwijze van de kliniek waar ik werkte.

En het werkte. Het bracht rust, duidelijkheid en structuur voor de kinderen, ouders en laboranten. Het nam een stukje angst en onzekerheid weg en gaf houvast. Natuurlijk kon niet elke boze bui voorkomen worden, maar het verschil was gemaakt. Al snel toonden meerdere KNF-afdelingen uit verschillende ziekenhuizen in Nederland belangstelling en bleef ik nieuwe posters bijdrukken en updates maken. Studio Nons werd geboren.

Met de rest van het onderzoek van Kiki is het trouwens helemaal goed gekomen. Zodra alle elektroden op haar hoofd zaten, mocht ze lekker spelen in de huiskamer met lieve begeleiders en verpleegkundigen en andere kinderen die er hetzelfde uitzagen. Dat was mijn ex-collega’s meer dan toevertrouwd.

*Naam is aangepast omwille van de privacy